|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
|
1) | Toen nu David oud was en zat van dagen, maakte hij zijn zoon Salomo tot koning over Israel. |
2) | En hij vergaderde1) al de vorsten van Israel, ook de priesters en de Levieten. |
3) | En de Levieten werden geteld, van dertig jaren2) af en daarboven; en hun getal was, naar hun hoofden,4) aan mannen, acht en dertig duizend.3) |
4) | Uit dezen waren er vier en twintig duizend om het werk van het huis des HEEREN aan te drijven; en zes duizend ambtlieden5) en rechters; |
5) | En vier duizend6) poortiers, en vier duizend lofzangers7) des HEEREN, met instrumenten, die ik gemaakt heb, zeide David, om lof te zingen.8) |
6) | En David9) verdeelde10) hen in verdelingen, naar de kinderen van Levi, Gerson,11) Kehath en Merari. |
7) | Uit de Gersonieten waren Ladan12) en Simei.13) |
8) | De kinderen14) van Ladan waren dezen: Jehiel, het hoofd,15) en Zetham, en Joel; drie. |
9) | De kinderen van Simei16) waren Selomith, en Haziel, en Haran, drie; dezen waren de hoofden der vaderen17) van Ladan. |
10) | De kinderen van Simei18) nu waren Jahath, Zina,19) en Jeus, en Beria; dezen waren de kinderen van Simei; vier. |
11) | En Jahath was het hoofd, en Zizza de tweede; maar Jeus en Beria hadden20) niet vele kinderen; daarom waren zij21) in het vaderlijke huis maar van een telling. |
12) | De kinderen van Kehath waren Amram, Jizhar, Hebron en Uzziel; vier. |
13) | De kinderen van Amram waren Aaron en Mozes. Aaron nu werd afgezonderd, dat hij heiligde22) de allerheiligste23) dingen, hij en zijn zonen, tot in eeuwigheid, om te roken voor het aangezicht des HEEREN, om Hem te dienen en om in Zijn Naam tot in eeuwigheid te zegenen.24) |
14) | Aangaande nu Mozes, den man Gods, zijn kinderen25) werden genoemd onder den stam van Levi. |
15) | De kinderen van Mozes waren Gersom en Eliezer. |
16) | Van de kinderen van Gersom was Sebuel het hoofd. |
17) | De kinderen26) van Eliezer nu waren dezen: Rehabja het hoofd; en Eliezer had geen andere kinderen, maar de kinderen van Rehabja vermeerderden ten hoogste. |
18) | Van de kinderen van Jizhar was Selomith het hoofd. |
19) | Aangaande de kinderen van Hebron: Jeria was het hoofd, Amarja de tweede, Jahaziel de derde, en Jekameam de vierde. |
20) | Aangaande de kinderen van Uzziel: Micha was het hoofd, en Jissia de tweede. |
21) | De kinderen van Merari waren Maheli en Musi; de kinderen van Maheli waren Eleazar en Kis. |
22) | En Eleazar stierf, en hij had geen zonen, maar dochters; en de kinderen van Kis, haar broeders,27) namen ze.28) |
23) | De kinderen van Musi waren Maheli, en Eder, en Jeremoth; drie. |
24) | Dit zijn de kinderen van Levi, naar het huis hunner vaderen, de hoofden der vaderen, naar hun gerekenden in het getal der namen naar hun hoofden, doende het werk van den dienst van het huis des HEEREN van twintig jaren oud29) en daarboven. |
25) | Want David had gezegd:30) De HEERE, de God Israels, heeft Zijn volk rust gegeven, en Hij zal te Jeruzalem wonen tot in eeuwigheid. |
26) | En ook aangaande31) de Levieten, dat zij den tabernakel,32) noch enig van deszelfs gereedschap, tot deszelfs dienst behorende, niet meer zouden dragen. |
27) | Want naar de laatste woorden van David33) werden de kinderen34) van Levi geteld, van twintig jaren oud en daarboven; |
28) | Omdat hun standplaats was aan de hand35) der zonen van Aaron36) in den dienst van het huis des HEEREN, over de voorhoven, en over de kameren, en over de reiniging van alle heilige dingen,37) en het werk van den dienst van het huis Gods; |
29) | Te weten tot het brood38) der toerichting, en tot de meelbloem39) ten spijsoffer, en tot ongezuurde vladen, en tot de pannen,40) en tot het gerooste,41) en tot alle mate42) en afmeting;43) |
30) | En om alle morgens44) te staan, om den HEERE te loven en te prijzen; en desgelijks des avonds; |
31) | En tot al het offeren der brandofferen des HEEREN, op de sabbatten, op de nieuwe maanden, en op de gezette hoogtijden45) in getal, naar de wijze onder hen, geduriglijk, voor het aangezicht des HEEREN; |
32) | En dat zij de wacht van de tent der samenkomst zouden waarnemen, en de wacht des heiligdoms, en de wacht der zonen van Aaron, hun broederen,46) in den dienst van het huis des HEEREN. |